Bodembedekkers voor een onderhoudsarme tuin.
Bodembedekkers worden in hedendaagse tuinen veelvuldig gebruikt. Wanneer ze op de juiste plaats aangeplant worden, vormen ze naargelang de soort na enkele jaren een dicht tapijt waardoor onkruidgroei sterk onderdrukt wordt. Het is tijdens de eerste jaren echter zeer belangrijk om het onkruid snel te verwijderen. Dit wordt bij het planten van bodembedekkers nogal eens over het hoofd gezien. Wanneer dit echter in het begin verwaarloosd wordt, zal er later tussen de planten meer onkruid opschieten. Verwijder vooral alle wortelonkruiden met wortel en al. De meeste bodembedekkers vragen nadat ze dichtgegroeid zijn enkel nog een jaarlijkse snoeibeurt rondom de rand van de beplanting.

De meest gebruikte soorten van bodembedekkers.

- Cotoneaster (dwergmispel). Meestal erg sterke planten die makkelijk groeien, zelfs in slechtere omstandigheden, geschikt voor volle zon en schaduw. De bladhoudende soorten zijn overwegend donkergroen van bladkleur, ze dragen dikwijls onopvallende witte bloemetjes, gevolgd door (oranje)rode bessen. Enkele erg laaggroeiende variëteiten zijn: Cotoneaster dammeri en Cotoneaster procumbens ‘Streib’s Findling’, beiden worden niet hoger dan 15 centimeter. 

- Pachysandra. (Schaduwkruid of Dikkemanskruid) Dit is een overbekende bodembedekker. De meest gebruikte soort, Pachysandra terminalis verdraagt slecht de namiddagzon en verkleurt dan snel geel. In de schaduw is dit echter een zeer efficiënte bodembedekker die door middel van worteluitlopers snel onder de grond verder groeit. Hier moet rekening mee gehouden worden aan de randen van de beplanting. Omsluit Pachysandra door verharding of door een andere barrière.  Een mooie laagblijvende variëteit is Pachysandra terminalis ‘Green Carpet’, ook deze soort vraag schaduw. Een nieuwere variëteit die beter de volle zon verdraagt mits aangeplant op een voldoende vochtige bodem, is Pachysandra terminalis ‘Green Sheen’.

- Vinca (maagdenpalm). De twee meest gebruikte soorten zijn Vinca minor en Vinca major. Vinca minor is een van de laagste groenblijvende bodembedekkers en is geschikt voor zowel kleine als grote oppervlaktes. Het is een kruipende plant tot 20 centimeter hoog met een blauwe bloem. Vinca major heeft een groter blad en groeit ook hoger op, namelijk tot 60 centimeter. Beide soorten groeien goed op schaduwrijke plaatsen en onder bomen.

- Waldsteinia ternata. Dit is een zeer makkelijke soort die op elke grond groeit, en dit zowel in de zon, halfschaduw of volle schaduw. Jonge planten dragen een overvloed van gele bloemetjes die gelijken op een boterbloem. Oudere planten dragen veel minder tot bijna geen bloemen. Deze bodembedekker groeit op korte tijd dicht en onderdrukt buitengewoon goed het onkruid. Eens dichtgegroeid heeft men er dus bijna geen werk meer aan.

- Lonicera (kamperfoelie). Dit geslacht herbergt enkele sterk groeiende bodembedekkende soorten. De meest gekende zijn Lonicera pileata en Lonicera nitida ‘Maigrün’. Beide zijn geschikt voor het opvullen van grotere oppervlaktes, maar niet voor kleine of smalle gedeeltes. Door hun sterke groei worden ze jaarlijks best twee maal geschoren. Het voordeel van deze planten is dat ze erg snel de te begroeien oppervlakte bedekken. Het zijn tevens soorten die geschikt zijn als taludbeplanting. De bladeren zijn vrij klein en smal.

TIPS

- Plant de juiste bodembedekker op de juiste plaats. Gebruik geen te sterkgroeiende planten voor een kleine oppervlakte, de kans is groot dat ze later moeilijk in toom te houden zijn.
- Planten die hoger groeien en zich goed laten snoeien, kunnen voor zogenaamde vakbeplanting gebruikt worden. Ze hebben een dubbele functie, ze onderdrukken op dezelfde manier het onkruid als bodembedekkers, maar geven tegelijkertijd hoogte aan de tuin. Men spreekt meestal van bodembedekkers wanneer ze niet hoger worden dan 80 centimeter. Planten voor vakbeplanting zijn bijvoorbeeld Hedera helix ‘Arborescens’ (struikklimop), Cotoneaster suecicus ‘Coral Beauty’ en Prunus laurocerasus ‘Otto Luyken’.26  februari  2015